Vorig jaar trok een nieuwsbericht over ‘het eenzaamste schaap ter wereld’ mijn aandacht. In 2021 zagen kajakkers een afgezonderd schaap op een kiezelstrand onderaan de steile, rotsachtige kust van Sutherland, aan de oostgrens van de Schotse Hooglanden. Twee jaar later spotten ze de ooi opnieuw. In de tussentijd had het schaap (inmiddels Fiona gedoopt) een lange, dikke vacht gekweekt en leefde als kuddedier eenzaam aan zee, blootgesteld aan weer en wind. Volgens de dierenbescherming was een reddingsactie te kostbaar, en bovendien leek Fiona niet in gevaar: ze had genoeg te grazen en de omliggende grotten boden bescherming tegen het onstuimige weer. Toch voelde een groep betrokken burgers de noodzaak om het dier te redden. Met gevaar voor eigen leven slaagde een groep schapenboeren erin om Fiona omhoog te takelen. Na haar redding werd het schaap overgebracht naar een kinderboerderij. Eind goed al goed, zou je zeggen. Na mijn ontmoeting met ontwerper en kunstenaar Sanne Muiser besloot ik het verhaal van Fiona opnieuw te bekijken.


De grazende wol producent

In 2014 studeerde Sanne af aan de Design Academy Eindhoven met een nieuw soort textiel, waarbij natuurlijke materialen zoals hennep en wol gecombineerd worden met een onderlaag van latex of zijde. Sanne specialiseerde zich in de techniek van het naaldvilten met natuurlijke vezels. Terwijl Muiser haar werk wereldwijd tentoonstelde, kreeg ze regelmatig vragen over de herkomst van haar materiaal die ze niet direct kon beantwoorden. Om dit hiaat in haar kennis op te vullen, deed ze uitvoerig onderzoek naar de herkomst van haar favoriete materiaal: wol. Sanne besloot een opleiding tot herder te volgen om zo de relatie tussen de bodem, het schaap en de wol nog beter te begrijpen. Gaandeweg diende zich een belangrijke vraag aan: geven wij producten van wol vorm of hebben we zelf het hele schaap vormgegeven?

Uit Muisers onderzoek blijkt dat het bestaan van de grazende wol-producent die in een grote, tamme kudde door heidevelden dartelt ver afstaat van het leven van het oer-schaap. Wilde schapen lieten zich niet sturen: de ruige dieren leefden in onherbergzaam gebied en bewogen zich in losse, kleine kuddes om zo hun overlevingskans te vergroten. De wilde voorouder van het schaap had ook geen dikke, gekrulde wol die we associëren met onze moderne schapen, maar had een vacht die meer leek op het haar van wilde geiten: kort, ruw en dicht.

Zo’n 10.000 jaar geleden begon de mens met het domesticeren van het wilde schaap. Vroege herders fokten schapen met meer wolvezels dan haarvezels, wat gaandeweg resulteerde in de bekende pluizige, zachte wol. De voorkeur ging ook uit naar makke dieren die zich samenschoolden in compacte, grote kuddes die zich makkelijk door het landschap lieten loodsen. In de duizenden jaren daarna fokten boeren ook op andere gunstige eigenschappen, zoals formaat, melk- en vleesproductie. Dankzij Darwin en de industrialisatie van de landbouw kwam de maakbaarheid van het schaap al helemaal in een stroomversnelling terecht. Selectief fokken op schapen met gunstige eigenschappen heeft zo geleid tot een grote verscheidenheid aan schapenrassen met specifieke kenmerken die voordelig zijn voor menselijke doeleinden. Voor elk product (wol, vlees, melk), klimaat en landschap is er wel een perfect schaap ‘gemaakt’. Hoe natuurlijk is het leven van dit schaap eigenlijk nog?


Het eigentijdse Nederlandse schaap

Ik keerde terug naar Fiona: in alle nieuwsberichten die ik gelezen heb, stelt niemand de vraag hoe (on)gelukkig Fiona eigenlijk was. Wiens wens was haar ‘redding’? Ontstond die vanuit Fiona’s eigen behoeftes, of vooral vanuit haar redders die deze heldendaad breed hebben uitgemeten in de media? Waar werd ze eigenlijk van gered? Fiona bleek in prima conditie te verkeren: haar gezondheid was buitengewoon goed en ze was zelfs iets te zwaar. Ze werd ‘bevrijd’ uit haar dikke pak wol, waarin ze nota bene door ons toedoen gevangen zat. Was ze niet juist ontsnapt uit de invloedsfeer van de mens en teruggekeerd naar een natuurlijke omgeving? Waarom is het zo vanzelfsprekend dat Fiona op een boerderij gelukkiger zal zijn? Was ze aan de kust eenzaam of gewoon alleen? En niet onbelangrijk: waarom bekommeren we ons niet om het lot van alle andere schapen? Deze vragen tonen aan hoe weinig we stilstaan bij het bestaan van het moderne schaap.

In de schilderijen van de Haagse School zijn kuddes schapen een karakteristiek onderdeel van het Nederlandse landschap in de 19e eeuw. Anton Mauve maakte zelfs zijn handelsmerk van deze typisch Hollandse tafereeltjes, maar hoe ziet het leven van het eigentijdse Nederlandse schaap eruit? Schapen zijn tegenwoordig vooral belangrijk voor ecologisch landschap- en natuurbeheer. Sanne en andere herders hoeden hun kuddes over heidevelden, dijken, uiterwaarden en andere natuurgebieden omdat schapen helpen om de biodiversiteit te bevorderen. In vergelijking met koeien, die alles opeten of platstampen, zijn schapen tedere grazers die vooral veel laten staan. Dit voorkomt dat gebieden overwoekerd raken door ongewenste plantensoorten. Het is niet overdreven om te stellen dat typisch Nederlandse natuurlandschappen, zoals onze mooie paarse heidevelden, niet kunnen bestaan zonder het schaap.


Roomwit wolvilt

Door haar werk als herder ontdekte Sanne dat de wol van deze grazende schapen financieel niets meer oplevert. Elders in de wereld wordt namelijk met andere rassen wol geproduceerd van betere kwaliteit. De wol van deze grazers is een restproduct geworden waarvoor een herder moet betalen om ervan af te komen; het is zelfs goedkoper om het te verbranden, wat dan ook de gangbare praktijk is. In de ogen van Sanne is dat een enorme verspilling. Zeker als je bedenkt dat alleen de ‘opperherder’ waar ze voor werkt, al zo’n 6.500 schapen onder zijn hoede heeft die allemaal zo’n 1,5 kilo wol met zich meedragen. Vanuit haar expertise en liefde voor het materiaal stelde ze voor om deze ruwe wol om te vormen tot een zogenaamd halffabricaat: door de wol te wassen wordt het al waarschijnlijker dat het opgenomen wordt in een industriële productieketen. Zogezegd, zo gedaan. Muiser kocht zelf 1000 kilo van deze wol terug en liet het industrieel kaarden en naaldvilten tot grote rollen dik, roomwit wolvilt. Haar vilt is niet dusdanig bewerkt dat het volstrekt steriel is geworden: het is nog altijd doorspekt met kleine takjes, blaadjes en ander organisch materiaal dat met de ruwe wol meelift. Het materiaal is ook niet gebleekt, waardoor het onder invloed van natuurlijke processen nog altijd zal vergaan.

Op zoek naar een toepassing voor het materiaal maakte Muiser als ontwerper in eerste instantie isolerende en geluidsabsorberende interieurpanelen, maar deze toegepaste vorm voldeed voor haar niet langer. Ze voelde zich inmiddels meer thuis op de hei dan in de fabriek. Van een nederig producent van grondstoffen veranderde het schaap voor Sanne in een belangrijk vehikel om een gesprek te starten over de manier waarop we flora en fauna naar onze hand zetten. Het gaat haar inmiddels niet langer over een bestemming voor het ‘waardeloze’ materiaal wol, maar juist over de morele vraagstukken rond de oorsprong van deze grondstof, het bestaansrecht en welzijn van het schaap, en het behoud van het landschap.

Zo zoekt Sanne Muiser binnen de beeldende kunst naar nieuwe vormen om haar verhaal te vertellen. Eerder had zij ook bij Witte Rook in de StadsGalerij te Breda een werkperiode en onderzocht hier de beeldende zeggingskracht van haar ‘ruwe’ materiaal. Meterslange stroken wolvilt van zo’n 120 kilo (gemaakt van de wol van ongeveer één kudde schapen) werden door Sanne gedrapeerd en geplooid tot sculpturale vormen ontstonden, waarbij de verhouding tot de monumentale, ruimtelijke context steeds relevanter werd. Ze presenteerde uiteindelijk drie roomwitte, monochrome objecten naast elkaar: lange stroken wolvilt die golven, vouwen en plooien tot een sculpturale vorm. Van een afstand doen ze denken aan een glooiend landschap of een stoet geabstraheerde schapen. Van dichtbij vallen de visuele en haptische kwaliteiten van het pluizige materiaal op: het wolvilt, vol met vezels van natuurlijk materiaal oogt warm, zacht en organisch, terwijl strakke lijnen met kleine gaatjes toch ook een industriële bewerking doen vermoeden. Dankzij de geluiddempende kwaliteiten van het materiaal veranderde de StadsGalerij in een ruimte die uitnodigt tot rust, stilte en aandacht voor de materie.


Vruchtbare grond

Als Artist in Residence van 49m2 zet Sanne haar beeldende onderzoek voort in het Zaartpark te Breda. Ze landt in vruchtbare grond: vragen uit haar praktijk over menselijk ingrijpen en publieke verantwoordelijkheid liggen ook ten grondslag aan het 49m2-project. Sanne kon aan de slag op het terrein tijdens de natste lente ooit gemeten. Het stuk grond was dan ook niet zozeer het frisgroene lentelandschap dat ze dacht aan te treffen, maar een blubberige modderpoel. Sanne voelde zich in dit landschap in eerste instantie even ontheemd als een eigentijds schaap aan de Schotse kust. Ze benaderde 49m2 in herder-modus; haar zintuigen stonden op scherp met een alerte waakstand, maar dat gevoel was zonder kudde moeilijk te plaatsen. Het zorgde er wel voor dat ze het landschap volledig op zich in kon laten werken.

Een organische abstractie voelde binnen deze 49m2 niet op zijn plek: het contrast met de mensgemaakte omgeving ontbreekt en de vormentaal van het park is zelf al grillig genoeg. Ze besloot daarop het schaap terug te brengen naar dit stukje ongerepte natuur. Sanne vervaardigde een vijftal metalen frames met druppelvormen die iets boven de grond zweven en omwikkelde ze met stukken wolvilt. Het resultaat is een geabstraheerde kudde die door deze vertaling nog kunstmatiger is geworden: ze zijn nog maar net te herkennen als schapen. Als een geestverschijning bewonen deze passieve schapen het landschap: ze laten de omringende natuur volledig met rust alsof ze zich niet langer voor ons karretje laten spannen. Deze schapen hebben hun taak verloren en leven in dit park in een existentiële crisis. Wat blijft er zonder gebruiksfunctie voor de mens nog over van hun bestaansrecht? De vraag is echter ook of de natuur dit schaap nog wel terug wil nemen: zullen deze schapen door de natuur bewoond, begroeid of toegeëigend worden? Of zijn ze voor de natuur te artificieel en worden ze door het landschap afgestoten en volledig genegeerd?

Sanne Muiser transformeert haar schapen van onopvallende figuranten tot hoofdrolspelers in een urgent verhaal over onze relatie met de natuur. Kunnen we onze menselijke behoeftes blijven bevredigen door de natuur naar onze hand te zetten, of moeten we het bestaansrecht van de natuur erkennen voor ons eigen voortbestaan? Wat is in dit verhaal het lot van het schaap? Wie voelt zich geroepen om haar te redden? Kunnen we het grazende schaap verlossen van haar zachte last door een ander fokbeleid? Moeten we het schaap überhaupt wel blijven behandelen als een maakbaar dier? Moeten we de natuur niet opnieuw leren volgen in plaats van blijven sturen? Uit het werk van Sanne Muiser blijkt dat de Fiona’s van deze wereld ons veel meer kunnen vertellen dan een kort nieuwsbericht doet vermoeden.

Manus Groenen, 2024