Gevlijd tegen het stadscentrum van Breda, op de plek waar ooit de vestingwerken de stad beschermden ligt sinds ruim vijfkwart eeuw het Wilhelminapark. Het centrale stuk groen, ontworpen door de landschapsarchitect Leonard A. Springer was voor vele generaties een gastvrij stuk natuur in het midden van de stad. Na al die jaren is het park aan een opknapbeurt toe en daarom is de gemeente Breda op verzoek van de omwonenden van het park begonnen met het opstellen van een nieuw visieplan. Onderdeel van dat visieplan is de kunst in het park en hiervoor heeft Witte Rook vier verschillende partijen (individuele kunstenaars, dan wel collectieven) benaderd. De Onkruidenier is een van deze partijen en aan hen de opgave een kunstvisie op te stellen rondom het thema ecologie.


Waarom ecologie?

De Onkruidenier is een kunstcollectief dat sinds 2013 bestaat. Het kernteam bestaat uit Jonmar van Vlijmen, Rosanne van Wijk en Ronald Boer. Zij houden zich bezig met de relatie van de natuur tot de mens door vragen te stellen als: hoe heeft de natuur onze geschiedenis beïnvloed, en hoe onze cultuur? Wat is onze huidige relatie met de natuur en hoe kan deze getransformeerd worden? Wat voor relaties met de natuur zijn er mogelijk? En hoe kunnen we een nieuwe, duurzamere relatie, met de natuur aangaan in de toekomst?

Hun bijzondere interesse voor ecologie en ecosystemen begon toen ze hoorden dat door de opwarming van de aarde het klimaat elke dag dertien meter opschuift. Ons oude begrip ecosysteem, dat voort komt uit de cybernetica die de voorganger is van de ecologie als wetenschap, kan niet uit de voeten met zulke snelle veranderingen. Volgens de cybernetica is een ecosysteem een zelfregulerend systeem dat zichzelf in stand houdt omdat het naar een evenwichtige toestand neigt. Maar wat is een ecosysteem nog als het klimaat zo snel veranderd dat er geen sprake meer kan zijn van evenwicht? Het is onder deze omstandigheden dat de Onkruidenier de vraag stelt: kan een ecosysteem een kunstwerk zijn?

Deze vraag hebben ze onder andere besproken met een conservator van het Van Abbe-museum in Eindhoven. Daar  zitten ook ecologische voorwerpen in de collectie. Wanneer echter de levendigheid en veranderlijkheid van een ecosysteem zelf het kunstwerk worden is er geen originele of oorspronkelijke staat meer waarin het kunstwerk geconserveerd kan worden. De vragen die dit opwerpt zijn leidend geweest voor de aanpak van de kunstvisie voor  het Wilhelminapark. Om een ecologisch plan te schrijven dat de komende 125 jaar in ogenschouw neemt moet het een plan zijn dat meebeweegt. Dus om het park te behouden, moet je om te beginnen nadenken over hoe het moet blijven veranderen.


Zichtlijnen

Een belangrijk thema in het landschapsontwerp van Leonard Springer waren de zichtlijnen. Geïnspireerd door de Engelse stijl van landschapsontwerp, die nadruk legt op een ‘natuurlijke’ stijl en de spontane ontdekking van pittoreske locaties, besteedde hij veel aandacht aan uitzichten en doorkijkjes. Het belang van zichtlijnen is ook in het nieuwe visieplan een belangrijk element, des te meer aangezien het Wilhelminapark onlangs ook is opgenomen in het beschermde stadsgezicht van de stad Breda.

De vraag is dan echter: wiens zichtlijnen? Het idee dat ook niet-menselijke zichtlijnen aandacht verdienen is niet per se nieuw: over heel de wereld zijn veel verhalen en fabels te vinden die worden verteld vanuit het perspectief van bomen, dieren en de bezielde natuur. Maar aandacht voor dit soort perspectieven als perspectieven die ook meegeteld moeten worden in de beslissingen die wij mensen maken op politiek en sociaal gebied is een recenter fenomeen. In de negentiende eeuw, toen Springer zijn ontwerp maakte, bedoelde men met het woord zichtlijnen nog uitsluitend de lijnen die liepen tussen het menselijk oog en de natuur. Het park is een klein moment van ontsnapping voor de overprikkelde stadsmens: een plek om op adem te komen en het ritme van de natuur te voelen. Maar onze ideeën over wat de natuur is zijn veranderd en voor de Onkruidenier is het interessant om het park niet te zien als een stuk natuur binnen de stad, maar om de stad te zien als iets dat ook (in) de natuur is. Dat vraagt om een andere manier om over het park na te denken. Hoe beschermen we niet alleen de schilderachtige, menselijke zichtlijnen, maar ook die van de eikenbomen, het gras, het water en het voor ons volledig onzichtbare bodemleven. Er moet een ‘hereiking’ van het park plaatsvinden, grapt Jonmar. De eerste vraag die dan gesteld moet worden: zichtlijnen van een eik – wat betekent dat?

In het atelier van De Onkruidenier zijn veel boeken van de recent overleden Franse filosoof Bruno Latour te vinden. Hij wijst ons er op hoe vreemd landschapsschilderijen eigenlijk zijn. Wanneer we een schilderij bekijken, zeggen we daarvan dat het een getrouwe weergave van het landschap is. Hoe meer de ervaring van kijken naar het schilderij ons doet denken aan de ervaring van het kijken naar het landschap, des te getrouwer zeggen we dat het is. Het is eigenaardig dat we deze afbeeldingen tot op zekere hoogte in staat achten de natuur te kunnen vervangen, maar dat is wel het idee: hoe meer het schilderij de ervaring van de natuur vervangt, hoe beter we het vinden. Als we een film of een foto van een landschap hebben gezien en we het daarna in het echt bezoeken zeggen we: kijk, daar die boom, die bergkam, dat herken ik, dat klopt. Alsof het landschap niet getrouw zou zijn als het niet genoeg op de foto lijkt. Iets soortgelijks kunnen we ons afvragen over de Engelse stijl die zulke mooie uitzichten oplevert. Hoewel de tuinen volledig door mensen aangelegd zijn, moeten ze eruitzien als een natuurlijk landschap. Helemaal kunstmatig en bedoeld om de natuur te vervangen ten behoeve van de bewoners van de stad.


Samenwerkingen

Voor deze nieuwe kunstvisie moet dus niet alleen samenwerking plaatsvinden met de omwonenden en gebruikers van het park, maar ook met de ‘inwonenden’. En alle zichtlijnen meenemen betekent dat ook de zichtlijnen van de gemeente, de oorspronkelijke architect en de werkers die het park zullen moeten gaan onderhouden een plek moeten krijgen. Samenwerking is daarom niet slechts een belangrijke uitkomst van het proces, maar voor De Onkruidenier is werken en spreken met anderen ook een belangrijk aspect van het werkproces zelf. Hun atelier ligt bezaaid met boeken over de geschiedenis van Breda, tuinontwerp en ecologische werkvormen. Ze hebben veel aandacht gehad voor de oorspronkelijke vormgeving van het park in 1894 en hoe beslissingen destijds genomen zijn.

Een belangrijke invloed op het werkproces is hun gesprek geweest met Tim van Riel, een landschapsarchitect die werkt voor de gemeente Breda en zich al jarenlang intensief bezighoudt met het Wilhelminapark. Hij heeft gezien hoe de oorspronkelijke beplanting van het park heeft geleid tot een verarming van de bodem.  Deze bodemverarming betekent dat er een radicale keuze gemaakt moet worden: behouden we de visie van de oorspronkelijke architect en het uiterlijk van het park zoals het nu is, ook als dat betekent dat het park het volgende jubileum niet meer zal halen? Of moet er een manier gevonden worden om deze oorspronkelijke visie op een nieuwe manier te begrijpen? Hoe kan er een duurzame samenwerking met de bodem aangegaan worden?


Alle zichtlijnen opnemen

Op het moment van dit schrijven zijn Jonmar, Rosanne en Ronald nog druk in de weer met het uitwerken van de kunstvisie. Wat voor hen wel al duidelijk is, is dat het meenemen van alle zichtlijnen voor hen betekent dat de duurzaamheid van het park moet worden bekeken vanuit het perspectief van alle belanghebbenden. Want wanneer een mooi uitzicht voor de mens wordt verkozen boven het uitzicht van de bomen op een florerend leven, verliest uiteindelijk iedereen, want in een park zonder bomen valt er voor niks of niemand iets te zien.

Een eerste idee was om een multi-species onderhoudsplan op te stellen waarin de samenwerking van de verscheiden flora en fauna in het park in acht wordt genomen, maar alleen zo’n onderhoudsplan is nog geen manier om de verschillende perspectieven mee te nemen. De zichtlijnen van een stadspark op een meersoortigemanier begrijpen verandert ook wezenlijk wat een park is. Een park is niet langer een plek waar de mens zich terug kan trekken om te genieten van de natuur die klaar staat om bewonderd te worden, maar een plek waar onderhandeld wordt. Wat de Onkruidenier ons mee wil geven is dat een park een plek kan zijn waar we ons onze intieme relatie met de natuur kunnen herinneren. Als de zichtlijnen van een park er niet op gemaakt zijn ons op onze wenken te bedienen met schilderachtige taferelen, maar een wirwar van verschillende belangen behartigen, kunnen we ervaren hoe kunstmatig het onderscheid tussen cultuur en natuur is. We zijn nooit losgezongen geraakt van de natuur, want er zijn slechts ‘cultuurnaturen’.

Wat het concrete voorstel waar ze mee komen ook wordt, het zal een wilde woekering van menselijke en niet-menselijke zichtlijnen voortbrengen. Een web waarin alle partijen op elkaar betrokken blijven en het gesprek met elkaar aangaan. Niet een schilderij, maar een natuur die wij zelf ook zijn.

Door Roel Neuraij, december 2023