Van maart tot half april was de StadsGalerij zes weken lang het terrein van zes kunstenaars: Sam Maske, Lili Struik, Jesper Driessen, Bobbi Cleij, Jetske Apollonia en Abel Schaminée. In die periode werkten zij gezamenlijk naar een expositie toe en in het laatste weekend werden de deuren geopend en kregen we te zien wat er in de voorgaande weken was ontstaan. Halverwege de werkperiode bezocht Manon van Beek de kunstenaars en bracht verslag uit namens Witte Rook. Op de laatst dag bezoek ik de tentoonstelling Write me a song, sing it. Bij binnenkomst vind ik een brief die de kunstenaars voor de bezoekers schreven: ‘Lieve bezoeker,’ luidt de aanhef, ‘Met aandacht kijk ik naar de wereld’.

Aandacht, dat is het centrale thema waarin de zes deelnemers elkaar hebben gevonden: aandacht voor elkaar, aandacht voor materiaal en het werk, voor de tijd die nooit stilstaat en voor het leven. Vooral dat eerste, die aandacht voor elkaar, was niet te missen wanneer ik ze spreek. Al in oktober, bijna een halfjaar voor aanvang van de werkperiode, is de groep voor het eerst bijeengekomen om elkaar te leren kennen en ook daarna spraken ze regelmatig af. Tijdens deze samenkomsten ontdekten ze dat aandacht de gemene deler is in hun werk en werkwijzen. Voor sommigen was dat al langer duidelijk, maar voor anderen was het een ontdekking. Jetske vertelt mij bijvoorbeeld dat het thema tijdens een van die eerdere samenkomsten boven kwam drijven, waardoor ze plots inzag hoe het ook in haar werk altijd al aanwezig was.

Aandacht voor aandacht dus, als de rode draad die door de tentoonstelling loopt. Ook de keuze om de bezoekers in briefvorm aan te spreken volgde daaruit. De kunstenaars hadden de wens om tijdens de expositie iets te presenteren wat van hen samen was waaruit aandachtigheid spreekt. De vorm die ze daarvoor gevonden hebben is de handgeschreven brief. Gedurende de zes weken hebben ze elkaar over en weer geschreven en deelden ze op papier wat hen bezighield, wat hen bewoog. Deze teksten zijn onderdeel van de tentoonstelling: ze hangen aan de muur en zijn te beluisteren door koptelefoons.


1. Tijd en aandacht

Laat me beginnen met Jespers brief. Aan wie deze geadresseerd is weet ik niet. Ook wat er in staat zou ik je niet kunnen vertellen. De brief is gepend in vluchtige hanepoten op semitransparant papier en de tekst op de achterkant is storend zichtbaar terwijl je de tekst op de voorkant probeert te ontcijferen. Ik vermoed echter dat hier opzet in het spel is. Elders in de zaal ligt een klein boekje op de vloer, ook van Jesper, waarin hen schrijft een berg te willen bezoeken — en dat staat er in net schoolschrift.

Foto van de brief van Jesper Driessen


Het kleine schoolschriftboekje waarin hen zegt naar de bergen te willen gaan lijkt verstrooid op de grond achter te zijn gelaten. Toch is Jesper het zeker niet vergeten en heeft hen de reis gemaakt om daar een werk van te maken. Het resultaat? Een tussen de plafondbalken geprojecteerde video. Je moet maar net op het juiste moment omhoog kijken, anders mis je het. Sommige kunst wilt overweldigen, wilt een moment zijn, maar voor Jesper dreigt kunst het moment juist te verhullen: de ervaring van het in de bergen zijn, daar gaat het om.

Aan de noordzijde van de galerij is Jesper tot diep in de nacht blijven werken om de ingewikkelde lichtval op de vloer in krijt over te tekenen. Tegen de tijd dat ik de tentoonstelling bezoek is een deel van de tekening al uitgewist door de voetstappen van bezoekers, maar dat doet er niet toe — is misschien zelfs het punt. De echte kunst was de lichtval; het kunstwerk slechts een schaduw. Het is kunst die terug bij het oorspronkelijk moment wil komen. Dat kan alleen als het kunstwerk zelf net zo transparant als een moment wordt — ook als dat het lezen moeilijk maakt.

Foto van de brief van Abel Schaminée


Jesper heeft een brief gekregen van Abel. Als Jesper hun werk wil laten verdwijnen in het moment waar het vandaan komt, gebruikt Abel kunst juist als een manier om wat afwezig is dichtbij te brengen. In zijn brief beschrijft hij hoe hij ‘s nachts een fel licht door zijn gordijnen ziet schijnen en fantaseert hij dat het de ster Betelgeuse is. Die ster staat op het punt te exploderen en een supernova te worden ‘die miljarden keren zo veel licht geef als de zon!’ Zelfs de eeuwige sterren, die zo ver weg en stil aan de hemel staan, veranderen doorlopend en uiteindelijk zal die verandering ons bereiken en ook ons veranderen. Alles stroomt, zei de Griekse filosoof Heraclitus, en daardoor staat alles op een vreemde manier met elkaar in verband. Voor de tentoonstelling maakte Abel een enorme foto van het maanoppervlak. Door maanlicht op lichtgevoelige film te vangen kan het worden getransformeerd tot een beeld en dit beeld geeft de toeschouwer op diens beurt een nieuw perspectief op de maan en brengt zo bij hen een transformatie teweeg. Door te veranderen kan wat ver weg is dichtbij gebracht worden en kan zo in ons doorwerken.


Ook Sam, in zijn brief aan Abel, kijkt naar de maan. Hij ziet haar gereflecteerd in het water van een vijver in het Wilhelminapark tijdens een eenzame avondwandeling. Sam bracht in zijn jeugd veel tijd door in het park en kijkt nu met een zekere weemoed terug op die tijd. Zoals we ons bewust worden van de enorme afstand wanneer we naar de maan kijken, lijkt hij zich bewust te worden van de onoverbrugbare afstand naar het verleden. We kunnen nooit samenvallen met waar we naar kijken en dat is het bitterzoete aan nostalgie: terugblikken is de enige manier waarop we het verleden terug kunnen halen, maar herinnert er ons tegelijkertijd aan dat het er niet meer is. Voor zijn werk gebruikt Sam materialen uit zijn verleden. Hij vond een paar takken van een omgezaagde boom — een boom die hem als kind nooit is opgevallen, maar die hij toch vaak gezien moet hebben — en bewerkte deze met gereedschap dat hij van zijn oma kreeg. Het levert een vreemde sculptuur op: een opstelling van kortgezaagde, dikke takken, keien en klinkers, bevroren in een onmogelijke balans. Het houdt het midden tussen een op de tekentafel gegroeide boom en het frame van een door natuurlijke willekeur ontworpen stoel; het voortstromen van de natuur en het technische ingrijpen van de mens vloeien op paradoxale wijze samen. Eén detail ontroerd me: een eikel ligt als een edelsteen gevat in het dikke hout. Hoe die daar zijn plek heeft gevonden blijft ambigu. Is de boom er kalm omheen gegroeid? Is de noot met de druk der jaren in het hout gezonken? Of heeft een kunstenaar geduldig en aandachtig een verleden uitgebeiteld?

Foto door Roel Neuraij


(Natuurlijk weet het hoofd wel hoe het zit, maar het hart fantaseert liever.)


2. Aandachtig maken

Jetske en Lili hebben elkaar een brief geschreven. Jetske schrijft: ‘Ik ben op een punt van twijfel aangekomen … ik schrijf dit aan jou, omdat ik bij jou een ontspanning denk te zien. Een vertrouwen dat het wel ontstaat … Waar twijfel jij over tijdens het maken?’ Vertrouwen en twijfel, een kunstenaar danst altijd tussen deze polen. Een kok, tenslotte, of een loodgieter, weet wat diens werk er toe doet en wat er van hen verwacht wordt; van de kunstenaar verwachten we het onverwachte. Elk kunstwerk moet het wiel opnieuw uitvinden.


In haar antwoord aan Jetske zegt Lili dat ze altijd op haar intuïtie probeert te vertrouwen, maar geeft ze ook toe te twijfelen als ze aan de bezoekers denkt, en hoe zij het werk zullen ervaren. En die ontspanning die Jetske meent te zien? ‘Ik doe alsof ik weet wat ik doe en dan is dat misschien ook een klein beetje zo.’ Door te blijven doen geven we nooit volledig toe aan de twijfel die ons wilt verlammen, maar het alsof zorgt ervoor dat we onszelf ook weer niet al te serieus nemen — ons vertrouwen moet niet omslaan in arrogantie. Vertrouwen en twijfel blijven in suspensie en precies in die spanning ontstaan er dingen.


Het zal wel zijn omdat ik Lili’s brief heb gelezen, maar opeens zie ik het thema van suspensie overal terug in het werk dat ze tentoonstelt. Meest prominent is een platform van houten balken en planken dat aan sjorkabels van het plafond hangt. Enerzijds lijkt het een vervormde weerspiegeling van het houten plafond; anderzijds een podium, een verhoging van de vloer. De hele constructie oogt onaf: schroeven en pluggen steken uit het hout dat nog op maat gezaagd moet worden, maar die grilligheid maakt het beeld als sculptuur juist compleet. Had Lili alles netjes afgewerkt, dan hadden we het gevoel gekregen dat het werk nog ‘iets’ miste. Alles in de sculptuur blijft in het midden: plafond noch vloer, af noch onaf, vertrouwen noch twijfel. Het doet op allerlei manier alsof en houdt dingen zo in suspensie — letterlijk en figuurlijk.

 

Jetske heeft een andere manier gevonden om met het heen-en-weer tussen twijfel en vertrouwen om te gaan. In haar brief haalt ze een citaat van de onlangs overleden regisseur David Lynch aan: ‘The idea just needs to be enough to get you started … whatever follows is a process of action and reaction’. Zo kunnen we aandacht ook begrijpen: als een soort trouw aan jezelf en aan je eerste intuïtie. Voor Jetske was dit een oude afbeelding die ze vond van een plant waar een schaap aan groeit: een interpretatie van een artiest die duidelijk nog nooit een echte katoenplant had gezien. Voor de werkperiode kocht ze daarom een klein spinnenwiel en lokale wol. Dat spinnewiel zette ze op een gammel, houten kistje en zo ging ze aan de slag — actie en reactie volgden elkaar op. Organisch vloeiden dingen samen, resoneerden met elkaar en vormde nieuwe associaties. Te zien is een installatie, een kleine scène van drie schapen op een rij. Alhoewel? Zijn het wel schapen? Eén schaap is een rieten mand met een hondenkop; het andere schaap is een koffietafel op wieltjes en heeft wel iets van een wolf. Wolwerkplaats en herderstafereel vloeien in elkaar over. Net als de films van David Lynch heeft de installatie van Jetske een dwingende en heldere interne logica die onmogelijk uit te leggen valt.


3. Aandacht voor elkaar

Foto van de brief van Bobbi Cleij


In de brief die Bobbi aan Sam schreef merkt ze op dat er heel wat foto’s waar Sam op staat in haar werk terug te vinden zijn. Bobbi combineert in haar sculpturen hout, keramiek en cyaanprints om kleine, menselijke momenten en ontmoetingen uit te beelden. Bijvoorbeeld, een afbeelding van een persoon met twee brillen op, eentje, gewoon, op de neus, de andere op het hoofd. Daarnaast een ander werkje: een houten kastje; tegen de achterwand een foto van iemand die een handstand tegen een muur doet (zou het Sam zijn?), daarvoor een keramieken beeldje van iemand die erbij staat en toekijkt, de handen voor de buik gevouwen. Bobbi’s werk nodigt uit om te fantaseren. Wat gebeurt hier? Zijn het twee jonge mensen? Misschien vinden ze elkaar leuk — maar de liefde is nog onhandig. Hij probeert indruk te maken met zijn handstand. (Zou het lukken? We kunnen het op de foto nog niet zien) Zij staat erbij en kijkt ernaar en voelt zich misschien wat ongemakkelijk: hij hoeft geen indruk meer op haar te maken, zij wil liever met hem praten, meer van hem te weten komen, door hem gezien worden.

Dat andere beeld dan, de persoon met de twee brillen. Onmiddellijk, en vraag me niet waarom, zie ik een vrouw voor me, eind veertig of zoiets. Verstrooid zoekt ze haar leesbril en kan deze maar niet vinden. Uiteindelijk vind ze hem op haar hoofd. Dom, dom, dom. En wij dan? Hadden we niet even iets kunnen zeggen? We staan daar maar.

Niks van wat ik hierboven schrijf is in het werk te zien. Het is mijn eigen fantasie die door Bobbi aan het werk wordt gezet. Zij kon ook niet aanwezig zijn tijdens mijn bezoek, dus ik kan het ook niet navragen en eerlijk gezegd voel ik die behoefte ook niet; kunst is geen kruiswoordpuzzel. Het werk nodigt uit om open te staan voor de duizenden kleinmenselijke scènes die zich elke dag aan ons voordoen.

Als ik in de trein terug naar Nijmegen zit kijk ik met aandacht naar mij coupégenoten en dagdroom ik verhaaltjes over hun levens.