Een maandag in april, rond het middaguur. Ik klap mijn laptop dicht en trek mijn jas aan. Buiten is het helder. De bloesem, uitbundig bloeiend, laat met de dag verder los en maakt plaats voor knoppen en groen. Er zijn bomen, er is water en ik loop. Zojuist heb ik het script van uit zicht raken gelezen, de audiowandeling van Dorien de Wit voor het Wilhelminapark in Breda. Ik verdiep me in het werk terwijl het wordt gemaakt – geschreven, opgenomen, gemonteerd. Op de plek zelf ben ik nooit geweest en geluidsfragmenten heb ik nog niet kunnen beluisteren. Mijn ingang tot het park is het onderzoek van Dorien.

We spreken af in Amsterdam om te praten over het maakproces. We ontmoeten elkaar bij ’t Blauwe Theehuis in het Vondelpark. Het is een van de eerste warme dagen van het jaar, het terras zit vol. Ook de uitlaatservice strijkt er neer: twee mensen en een tiental honden aan korte lijnen. De riemen staan te strak voor de honden om vrij te kunnen bewegen. Het geblaf en gegrom zwelt aan, maar de dieren lijken niet te worden gehoord. De uitlaatservice blijft zitten tot het bierglas leeg is en komt dan in beweging.

Wilhelminapark, Parkstraat


Richtingen

Terwijl ik wandel door mijn wijk denk ik na over het script. ‘Het park is een verzameling uitzichten’, schrijft Dorien. Dat veronderstelt dat er ook een verzameling mogelijke posities is. Ik probeer me in te beelden van wie of wat de uitzichten uitgaan en in welke richtingen. Van de bloemperken naar buiten en van de randwegen naar binnen. Vanaf het gras diagonaal naar boven en vanuit de lucht naar de vijver daaronder. Vanuit een woning naar de watertoren en vanaf een stevige tak naar de Panther tank. Maar ik ben niet daar. Ik baseer me op een digitale kaart, de rode pin door de zoeker naast de bushalte geprikt. Ik kijk naar de plattegrond van het park, maar ik weet niet hoe het er ruikt of klinkt.

Leonard A. Springer ontwierp drie Wilhelminaparken in Engelse landschapsstijl, in Breda (1892), Tilburg (1897) en Meppel (1914). Voor de aanleg van het park in Breda bestaat een bestellijst met materiaal dat hij liet aanschaffen. De planten die Springer koos waren eigenlijk te duur. Treurbeuk, taxus, linde, populier: ze worden ook nu nog voortdurend verzorgd. Zonder grondig onderhoud dreigen de bomen om te vallen.

Op mijn lunchwandeling langs het kanaal passeer ik de oude fabrieksschoorsteen en kijk op. In de lucht tekent zich een verrassende combinatie van lijnen af. Een horizontale van een hijskraan op grote hoogte, een verticale van de lange ketting die via de katrol naar de bouwgrond loopt. Twee uitgestrekte, vervagende vliegtuigstrepen die elkaar in een hoek van negentig graden kruisen. Vanaf het punt waar ik sta vormen deze vier lijnen precies een rechthoek. Even krijg ik het wonderlijke gevoel dat mijn denken ter plekke wordt gekadreerd. Dan zet ik een stap verder en is het voorbij. Ik herinner me iets dat Dorien me vertelde: dat je als wandelaar zomaar ineens door de paden uit het Wilhelminapark gespuugd kan worden. Voor je het weet loop je op de doorgaande weg en heb je het park, als het zich al laat begrenzen, weer verlaten.


Waarnemingen

Wie of wat raakt uit zicht? En is uit zicht raken erg? Is het mogelijk om, eenmaal uit zicht, te blijven raken? Aan elkaar, aan een plek? Om verder dan het dominante visuele perspectief te komen, wandelde Dorien met mensen met een visuele beperking die het park goed kennen. Ook verkende ze het met omwonenden, een dramaturg, een stadsecoloog en een landschapsarchitect. Ze merkte op dat het park zich op verschillende manieren materialiseert en manifesteert. Het kent een gelaagdheid – van ervaringen, geschiedenissen en verhalen en van diverse entiteiten. Hoe kun je vogels of vissen laten spreken? Hoe ontvouwt hun herinnering zich, wat is de duur en diepte ervan?

Wanneer ik oversteek bij het bruggetje in mijn buurt, zie ik een meerkoet naar voedsel duiken. Ik denk aan een passage uit het script: ‘Welke dieren voelen, zien of ruiken dat ik hier loop? […] Duurt mijn voetstap een eeuwigheid of flits?’ De meerstemmigheid die Dorien in haar wandeling wil laten klinken nodigt uit tot reflectie. Ze vertelt me dat de menselijke waarneming, die per definitie beperkt is, leidend is voor uit zicht raken en dat ze tegelijkertijd manieren onderzoekt om anderslevenden en hun perceptie bij het werk te betrekken. Dat roept bij mij verschillende gedachten op. Welke vragen kun je aan hen stellen, en in welke taal of zintuiglijkheid? Hoe doe je dat in een audiowerk met een op kloktijd gebaseerde duur? Kun je standpunten doen kantelen voor een luisteraar die mens is en tegelijkertijd uit vele andere organismen bestaat?

Waarnemingen in januari: grote bonte specht, boomklever, pimpelmees, wilde eend, fuut, winterkoning, kuifeend, waterhoen, kokmeeuw, meerkoet, zwarte kraai, aalscholver, spreeuw, koolmees, stormmeeuw, tafeleend.


Illusies

Ik hang mijn jas op en zet de waterkoker aan. Op mijn bureau ligt het boekje De ervaring prooi te zijn, de Nederlandse vertaling van twee essays van filosoof en feminist Val Plumwood. Tijdens een kanotocht in het Australische Kakadu reservaat werd Plumwood aangevallen door een zoutwaterkrokodil. Ze overleefde de overweldigende ontmoeting. De ervaring bracht haar dichter bij de dood en bij de hardnekkigheid van de overtuiging dat we ‘rationele meesters over een kneedbare natuur’ zijn – in plaats van sappige lichamen, eetbaar als elke andere soort. ‘Mensen mogen dan wel prominente roofdieren zijn, maar zij mogen zelf niet ten prooi vallen aan wormen, en al helemaal niet aan krokodillen’, schrijft ze. We ontkennen onze dierlijkheid, en daarmee onze sterfelijkheid. We zijn voedsel met pretenties.

Plumwood werpt de vraag op hoe we de mens meer in ecologische termen kunnen zien, en het niet-menselijke in ethische termen kunnen benaderen. De wereld die we als ‘normaal’ beschouwen is in feite de illusie, schrijft ze. We zijn niet de centrale waarnemer maar onderdeel van een gedeeld, belichaamd bewustzijn: ‘wetend vlees, zingend vlees’. Ook de vleermuizen, die een rol kregen in het script van uit zicht raken, zingen. Zij oriënteren zich op hun omgeving via echolocatie, roepen naar elkaar en naar ons, net als boomwortels in het park dat doen: tastend, via elektrische signalen. We merken het niet op, of weten niet hoe hen te verstaan. Een diepe, wederkerige relatie met land en landschap hebben we op veel plekken nauwelijks meer. Dat geldt ook voor de vermeende heerschappij over deze planeet – die is altijd een illusie geweest.


Oefeningen

Een paar weken voor de opening stuurt Dorien me vijf audiofragmenten, uit de montage in de maak. Ze noemt ze ‘snippers’ en ‘brokstukken’ en ik besluit ze buiten tussen mijn planten te beluisteren. Ik klap het bankje op mijn balkon uit, ga zitten en zet mijn koptelefoon op. Het is prettig om haar stem te horen, het ruisen van de bladeren, het knisperen van het gras. De stem zegt: ‘Dit is de enige plek waar je alleen bent met het park, echt alleen’. Dan, fluisterende schimmels, zachtjes echoënd in alle richtingen. Het verrast me hoe ruimtelijk de luisterervaring is, alsof ik fysiek omringd word door wezens die vluchtig in mijn oor blazen of me speels op de schouders tikken. Ik hoor de regendruppels en voel de oproep om met de oren in de borstkas, al liggend tegen de aarde, het trillen van de grond te voelen.

‘Geen enkel lichaam stopt bij de huid’. Echt alleen zijn we in die zin nooit. Hier, op mijn balkon op het noorden, komt de vraag in me op hoe ik straks, wanneer ik met het audiowerk van Dorien door het Wilhelminapark wandel, kan waarnemen – vanuit gemeenschappelijke aanwezigheid, misschien wel als voedsel voor dat wat in het park leeft, groeit, nestelt en er passeert. Kan ik mijn dierzijn opnieuw oefenen in relatie tot andere dieren? Hoe versta ik de wereld wanneer ze door een audiowerk wordt vergroot, in een tijdelijke expansie die geen ruimte van een ander afneemt? Ik verheug me op de oefening.


14 mei 2025


Plumwood, Val (2024). De ervaring prooi te zijn. Vert. Thomas Crombez voor ‘Filosofische Bibliotheek Diotima’. Letterwerk & Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen.
Met dank aan Wouter Engelbart voor het geven van het boekje.