Een rustige en aandachtige energie die je pas voelt als je langer blijft staan dan je gewend bent. Zes kunstenaars – Sam Maske, Lili Struik, Jesper Driessen, Bobbi Cleij, Jetske Apollonia en Abel Schaminée – hebben een maand lang hun intrek genomen in de StadsGalerij Breda voor het project BIJ/NA. Manon van Beek ging halverwege hun werkperiode op bezoek, en sprak met de kunstenaars over de materialen, de twijfels en de dingen die nog niet af zijn.

Het eerste wat ik bij aankomst zie, zijn de kunstenaars die buiten zitten. Ze warmen zich aan het zonlicht en praten over hun werk. Wanneer ik de ruimte betreed, wordt mijn blik direct gevangen door de overweldigende veelheid aan materialen, objecten, installaties en losse onderdelen. Er is hout, keramiek, textiel, papier, en vooral: werk dat veel ruimte inneemt.

Foto door Meike Driessen

Foto door Meike Driessen


Keramiek en cyanotypes

Bobbi leidt me door de ruimte. Aan de muur hangt een gigantisch stuk papier: rijen met data en kolommen met namen – een planning? Bobbi bevestigt dit en vertelt dat dit een manier is om te zien wie wanneer werkt, waardoor de kunstenaars zelden alleen aan het werk zijn in de StadsGalerij: ‘Er is altijd wel iemand aanwezig.’

Bobbi vertelt over haar werk, ze maakt voornamelijk sculpturale werken van keramiek en cyanotypes – een fotografische techniek waarbij een cyaan-blauwe afdruk ontstaat – maar deze keer werkt ze met hout. De open ruimte laat het toe om groot, sculpturaal werk te maken. Ze is bezig stukken hout aan elkaar te verbinden door middel van metalen scharnieren. Twee houten figuren liggen tegenover elkaar met tussen hen in een houten cirkel; deze zou nog een cyanotypie kunnen dragen, daar is Bobbi nog niet uit. De figuren kijken naar elkaar of naar iets wat nog niet te zien is, en ze zullen nog keramieken gezichten, handen en veters krijgen, maar die moeten nog worden afgebakken.

Bobbi vertelt me over een ontmoeting die ze had in een café met iemand die vertelde hoe hij zijn beste vriend leerde kennen: beiden op straat, de ene die graag wilt roken maar dat door de regen niet kan, terwijl de ander een paraplu heeft, waarop de eerste reageert door te vragen of hij er ook onder mag. ‘Misschien wordt dat het verhaal van het sculptuur,’ denkt Bobbi hardop, ‘maar misschien ook niet.’


Brieven en beelden

Als ik weer buiten sta spreek ik Sam, Abel en Jetske. Ze vertellen me over de brieven die de zes kunstenaars elkaar schrijven. Geen e-mails, geen appjes, maar brieven. Traag en tastbaar. Hiermee willen ze de gezamenlijkheid van de werkperiode waarborgen. Ze willen er graag een aantal opnemen in de tentoonstelling. Misschien om te lezen, misschien als audio, ze zijn nog zoekende. De zaaltekst wordt in ieder geval ook een brief, maar dan aan de bezoekers.

De brieven willen ze visueel aanvullen met beelden die door Abel worden gemaakt. Zijn beelden vervagen langzaam en zijn gemaakt met vergankelijke pigmenten – daarover vertelt hij me later meer. Dit vinden de kunstenaars een passende symbolisatie voor de tijdelijkheid van de werkperiode in de StadsGalerij.

Er is ook een brief voor mij. Jesper kon er vandaag niet zijn en heeft me in plaats daarvan geschreven. Een etherische aanwezigheid, tastbaar gemaakt in een tekst waarin hen beschrijft hoe hun afwezigheid niet alleen praktisch, maar ook inhoudelijk past bij hun werkwijze en bij de aard van deze tentoonstelling. Hen trekt zich terug in een tentje in de hoek van de expositieruimte. Als het donker is trekt hen het licht bij het raam aan de straatzijde met een scherp oog en een trage hand over op de vloer, om overdag de sporen daarvan op overtrekpapier na te tekenen. Het is monnikenwerk. Knieën en onderarmen als ankerpunten, hun gezicht centimeters van het papier, terwijl hen luistert naar het boek De acht bergen van Paolo Cognetti. Tijdens het tekenen bevinden hun gedachten zich in de Italiaanse Alpen. Hen schrijft hoe hen in die gedachte blijft hangen: hen wil naar een berg. Dat gaat hen ook doen, samen met een jeugdvriendin.

Foto door Meike Driessen

Foto door Meike Driessen


Hout, camera en wol

Sam vertelt me dat hij voor het eerst graag een keer met hout wilde werken en ging daarnaar op zoek in het Wilhelminapark, de plek waar hij is opgegroeid. Hij zocht niet zomaar hout – hij zocht iets met een betekenis: ‘die boom is mij nooit eerder opgevallen en nu wel, omdat ik dat hout gevonden heb.’ Het hout, dat afstamt van een boom die hij wellicht ooit gekend heeft, wordt nu een sculptuur en misschien schrijft hij aan de boom nog een brief.

Abel gebruikt een zelfgebouwde camera, houdt die voor een telescoop en maakt opnames van het heelal. Hij maakt beelden door middel van anthotypie – een fotografische afdruktechniek waar uit plantaardig materiaal een afbeelding ontstaat. Voor de werkperiode gebruikt hij met name kurkuma, biet en spinazie. Deze pigmenten vervagen in het zonlicht, waardoor de beelden langzaam weer verdwijnen. Voor zijn grootste foto gebruikt hij een zelfgemaakte ontwikkelaar van klimop. Tijdelijkheid is onderdeel van zijn werk. De beelden zijn niet bedoeld om eeuwig te bestaan, maar om herinnerd te worden. Het zijn dus geen foto’s in de traditionele zin, maar afdrukken van verwondering en ontdekking. Een zoektocht naar ruimte om het onmogelijke toch mogelijk te maken.

Lili vertelt me dat ze een liefde voor spullen heeft en een fascinatie voor het verzamelen van afgedankte materialen. Tijdens de werkperiode werkt ze met tweedehands, op Marktplaats gevonden hout. De spijkers en de gaten laat ze zitten en ze bewerkt het materiaal nauwelijks. De sculptuur is met aandacht en zorg aan het plafond gehangen, omdat de ruimte het toelaat. Ze denkt niet na over de geschiedenis van het hout. Het is er en zij werkt ermee.

Jetske werkt met textiel – tactiel en langzaam. Ze heeft gedurende de werkperiode leren spinnen met een spinnenwiel dat op een oude visserskist staat en de wol komt van schapen uit een Bredase kinderboerderij; ze werkt met wat dichtbij is. Omdat het spinnen langzaam gaat, frustreert het proces haar ook. Ze is ongeduldig en toch zet ze door. Ze wil met haar werk vragen stellen over onze relatie met natuur: ‘hoe zou onze relatie met natuur zijn als we er meer ritualistisch mee om zouden gaan? Want hoe gebruiken we schapen nog meer?’ Ze vertelt over een oude afbeelding van een plant met een schaap eraan vast, ooit dacht men dat katoen zo groeide. Voor haar is het een symbool van hoe vervreemd we zijn geraakt van natuur. Haar werk probeert die kloof te dichten.


Verhouding tot je werk

Sam, Abel en Jetske praten over de ruimte en wat het met je werk doet als je de ruimte hebt. Abel vertelt dat je hier letterlijk afstand kunt nemen van je werk: ‘inzoomen en uitzoomen, een lichamelijke verhouding tot je werk aangaan.’ Hij kijkt uit naar de reacties van anderen, van mensen die het verhaal achter zijn werk nog niet kennen. Jetske vertelt dat loslaten moeilijk is. Niet omdat het werk niet af is, maar omdat het zo veel van haar heeft gevraagd. Sam vertelt over zijn afstudeerwerk, waarin hij stenen uit de buurt van zijn ouderlijk huis gebruikte. Hij stapelde ze, verzorgde ze en hij leerde ze kennen. Eerst wilde hij ze terugbrengen, maar dat heeft hij nog niet gedaan. De stenen hielpen hem met het verwerken van het verlies van een dierbare; nu werkt hij met hout en gereedschap uit de kist van zijn oma. Opnieuw een verbinding met verleden.

Foto door Meike Driessen

Foto door Meike Driessen


Eenmaal weer buiten is de temperatuur afgekoeld. De dag eindigt zoals hij begon met dingen die nog niet helemaal vaststaan. In materialen die praten, brieven die wachten en beelden die vervagen. Het is bijna alsof de ruimte zelf ook een brief is geworden. Een brief die nog niet verzonden is, maar al wel geschreven wordt – in keramiek, hout, wol en licht.

10 april 2025