Wat is winter? Ik heb het me op uitnodiging van Witte Rook al eens eerder afgevraagd. Het is een periode waarin de wereld – de natuurlijke wereld bedoel ik dan – de adem inhoudt en in stilte afwacht. Een drempel waarop het oude jaar ten einde is, maar het nieuwe jaar nog niet begint. De romeinen namen pas aan het eind van de ontwikkeling van hun kalender de moeite de donkere, stille maanden ook een naam te geven. Daarvoor waren deze maanden niks: een naamloos gat tussen het afgelopen najaar en het aanstaande voorjaar.

Als ik Roeland Rooijakkers bezoek in het Zaartpark lijkt het afwachtende seizoen net ten einde. De nachten zijn nog koud, maar overdag schijnt de zon gul en zijn de jassen dunner, al is het in de schaduw nog net te fris en beweegt het vollopen van de terrassen nog als een zonnebloem met de warmte mee. Het vormt een passend einde voor Roelands werkperiode op de afgebakende 49m2. Van 21 december tot 21 maart – de astronomische winter – was dit stuk grond zijn canvas en ik spreek hem op de laatste dag dat hij er aan het werk is. “Ik kwam hier,” geeft hij aan, “om te reflecteren op het idee van een stuk grond.” Vandaar ook zijn keuze om, van alle seizoenen, juist tijdens de winter in het park bezig te gaan. Na een drukkere periode met veel exposities en producties, zocht Roeland bezinning en reflectie. De winter brengt de aandacht terug naar de basis, de aarde zelf, even zonder het ijverende leven dat daar in de lente weer uit ontspruit. “In de winter is er alleen de aarde, het water en de zon.” Precies vandaag schieten uit het concentrische aardwerk dat hij tijdens de werkperiode heeft opgeworpen de eerste plantloten omhoog.


Graven

Roeland werkt in zijn praktijk uitsluitend met de natuur. Wie zijn website bekijkt ziet bladeren en dennennaalden, leisteen en schedels. Hij maakt keramiek van klei die hij zelf opgraaft en oogst bladeren en planten die hij kan gebruiken om pigmenten te maken. Bij voorkeur maakt hij gebruik van dingen die hun leven al achter zich hebben en in die zin hun rol al hebben uitgespeeld: gevallen bladeren, kaalgeplukte dierenschedeltjes, verdord gras – maar uitgespeeld maakt nog niet dood. Het is op de foto’s die hij me laat zien niet zichtbaar, maar veel van zijn werken blijven, vanwege de materialen die hij gebruikt, doorleven. De werken veranderen en verkleuren nog lang nadat ze ‘af’ zijn. Het getuigt van een kunstenaar die zo min mogelijk in wil grijpen en die de natuur en de dingen die hij ontdekt vooral voor zichzelf wil laten spreken. Voor 49m2 wilt hij hierin nog een stap verder gaan: “ik wil dingen doen zonder iets weg te halen of toe te voegen.”

Maar als we niks toevoegen en zelfs niks weghalen, wat doen we dan nog?

Voor de werkperiode had Roeland maar één idee: graven. Gewapend met zijn schep kon hij het terrein naar zijn hand zetten zonder het te veranderen. Materiaal dat in een handeling verwijderd wordt, wordt in diezelfde handeling ook weer toegevoegd. Ik moet denken aan wat fysici virtuele deeltjes noemen. Lege ruimte, leren zij ons, is nooit echt leeg. Doorlopend ontstaan er spontaan en uit het niets elementaire deeltjes en hun antideeltjes die vervolgens binnen een fractie van een fractie van een tel weer bij elkaar komen en elkaar opheffen zonder een spoor na te laten. Ook de leegte leeft. Ook de winter krioelt. Ook waar niks wordt toegevoegd en niks wordt weggehaald kan iets gebeuren.


Mijn stukje natuur

Als ik Roeland vraag waar zijn liefde voor de natuur en zijn verlangen om zonder verwijdering of toevoeging kunst te maken vandaan komt, vertelt hij mij dat het te maken heeft met een soort puurheid die hij hoopt te ontdekken. Omdat ik een masterdiploma filosofie bezit, begint er bij het horen van dat woord iets in mij te steigeren. Het idee dat de natuur puur, zou zijn of onschuldig, en dat ze daarom ons respect en onze aandacht verdient is een nogal banaal en vrijblijvend, en niet ongevaarlijk, gedachtengoed, dat meer te maken heeft met het verlangen van mensen om zich goed te voelen over de wereld dan met de werkelijkheid van die wereld zelf. Het valt voor mij moeilijk te rijmen met de manier waarop hij levende en veranderende materialen inzet; materialen die uitgesproken “besmet” zijn met veranderlijkheid.

Ik vraag door en al snel blijkt dat Roeland er zijn eigen ideeën over puurheid op nahoudt. Kunstmaterialen in de winkel kopen, bijvoorbeeld, is niet puur. “Van dingen die in de winkel liggen is de geschiedenis gestript.” Het heeft te maken met onze relatie tot dingen. Als ik Roeland goed begrijp merkt hij hier iets op wat Karl Marx ook al opviel: wij staan allemaal in directe relatie tot onze omgeving en de voorwerpen die we gebruiken. Deze zaken hebben allemaal een persoonlijke waarde voor ons die niet bepaald wordt door het idee van de waarde van dat voorwerp in het algemeen. Een blok klei in zijn atelier heeft directe waarde voor Roeland omdat hij het voor werk gebruikt en, wanneer hij het zelf opgegraven heeft, omdat er een betekenisvolle geschiedenis aan vastzit. In de winkel krijgt een stuk klei daarentegen een waarde, uitgedrukt in euro’s, die hetzelfde is voor elk stuk, voor elke consument en ongeacht het moment waarop het gekocht wordt en zo wissen marktverhoudingen directe relaties en geleefde geschiedenissen uit.

Dit zijn het soort vragen waar hij zich tijdens het graven mee bezighield (niet Karl Marx, bedoel ik, maar vragen over onze directe en indirecte relaties tot dingen en tot de natuur). Al gravende begon de natuur zich ook in het gesprek te mengen. Hoewel zijn eerste ingeving was om gewoon zo diep mogelijk te komen, liep het graven in het door twee rivieren omsloten park al snel stuk op de hoge waterspiegel. “Ik werd door de grond gewezen op de wetten van de natuur. Het werd heel snel een dialoog.” Wat een diepe kuil had moeten worden, werd een oppervlakkige spiegel: “maar dat was een goede input voor reflectie. Je ziet dan in dat wat in je hoofd zit niet zomaar werkelijkheid wordt.” De rest van de werkperiode blijft de kuil vol- en leeglopen, het water bevriest en smelt weer, Roeland maakt cirkelvormige wallen van zand en ziet deze ook weer instorten door de veranderende omstandigheden.

Roeland raakt steeds meer onder de indruk van deze dialoog met het kleine stukje land, en, zo vertelt hij mij, het echte resultaat ervan is uiteindelijk niet in het Zaartpark te zien. Geïnspireerd is hij op zoek gegaan naar een stuk natuur dat hij op de lange termijn kon onderhouden  en waar hij materialen voor zijn werk kon plukken. Uiteindelijk kwam hij terecht bij het project Mijn Stukje Natuur in Flevoland, dat plotjes wilde natuur ter beschikking stelt aan mensen met het idee dat zij  daarmee mogen doen wat ze willen, mits dit  in dialoog met de bestaande natuur gebeurt. Dus geen akkerbouw of uitheemse soorten, maar wel voedselbossen of een stille plek om je hangmat op te hangen en een boek te lezen.

Voor Roeland wordt het een plek waar hij materiaal voor zijn beeldend werk kan verzamelen. Maar waar hij tot nu  zijn materialen uit het land kon nemen, kan hij hier ook (terug)geven, door bijvoorbeeld inheemse soorten uit te zaaien en de juiste condities voor de beste groei te verzorgen.


Simia naturae

Men zegt dat kunst de natuur nabootst. Dat zeggen we dan meestal wanneer we  voor een stilleven staan, of voor een landschapsschilderij, of als de rondingen van een sculptuur ons doen denken aan de rondingen van een mens. Maar er is een nog veel fundamentelere wijze waarop kunst en natuur op elkaar lijken: beiden moeten ze zich verhouden tot wat ik hier maar even het probleem van het begin zal noemen. Het probleem van het begin is dat wanneer je eenmaal aan iets begint, je ook moet zien te eindigen. Dingen die beginnen, beginnen onaf en vragen er daarom om afgemaakt te worden. Voordat het leven de aardkorst bedekte, kende de aarde geen seizoenen, maar slechts één lange, onverschillige winter. Niet de zon, maar de planten (die zich weliswaar schikken naar de zon) bepalen wanneer het jaar begint en eindigt. Het maken van kunstwerken gaat er niet anders aan toe (niet voor niets heeft Immanuel Kant het in zijn invloedrijke boek over schoonheid net zo goed over bloemen als over kunstwerken). Het lege canvas van de schilder is een compleet voorwerp, maar zodra het penseel een eerste streek zet hebben we opeens te maken met een heel nieuw en incompleet voorwerp: niet langer een leeg canvas, maar een onaf schilderij. In die zin is aan iets beginnen altijd een stap achteruit: iets dat is wat het is verandert in iets dat nog niet is wat het moet worden.

Maar wat als de grond je canvas is? Wat als het beginnen van de natuur het punt is waar je werk als kunstenaar eindigt? Of vice versa, als het einde van de natuur (dode bladeren, schedels) het materiaal zijn waar je als kunstenaar mee begint? Een wederzijds nemen van wat af was en dat dan weer onaf maken. Een dialoog die de seizoenen aanwakkert. Hoewel de term land based art voor de hand ligt, lijkt het mij dat we hier uiteindelijk te maken hebben met time based art. Dat is ook wat ik in mijn aantekeningen van mijn gesprek met Roeland terugvindt. Aan het eind van de serie krabbels die onze discussie over het begrip puurheid representeert staat, onderstreept en omcirkelt: “puurheid = tijd” – de tijd die juist alles verandert en alles doorbreekt.

In de winter van 2025 in het Zaartpark te Breda lijkt er iets begonnen te zijn.