di 2 april
Observatie
Een ode aan de verdwijnende winter

Op 14 januari was ik te gast bij de Stadsgalerij in Breda om de uitvoering bij te wonen van het project Losing Winter van de Amerikaanse kunstenares Lynn Cazabon. Losing Winter is een doorlopend project waarvan eerdere incarnaties plaatsgevonden hebben in Roemenië en de VS. Doel is het verzamelen, documenteren en delen van verhalen over, en herinneringen aan het koudste seizoen. Dit is nodig omdat door de verandering van het klimaat de winters van nu meer niet dezelfde winters zijn als de winters van drie, vier of meer decennia geleden. Door verhalen te verzamelen van vroeger en verhalen van nu, en die verhalen vervolgens naast en door elkaar te presenteren, maakt Cazabon voelbaar hoe klimaatverandering lang niet zo abstract en ver weg is als we soms menen, maar dat het op heel concrete manieren ingrijpt in het dagelijks leven.
Uitvoering van Losing Winter in de Stadsgalerij. Foto: Stijn Terpstra
Uitvoering van Losing Winter in de Stadsgalerij. Foto: Stijn Terpstra
Samenwerkingen
Voor deze uitvoering van het project ging Cazabon de samenwerking aan met kunstenaar en scenograaf Anne Leijdekkers; de performers van 39Graden – het jongerenplatform voor theatermakers van Podium Bloos; en de bewoners van woongemeenschap Park Zuiderhout. De seniore bewoners deelden voor de camera hun herinneringen aan het winterseizoen en op basis van deze interviews en opnames werd een voorstelling samengesteld, uitgevoerd door de performers Mia Marais, Hester Schuil en Tine Buitink.
Als ik op die grijze januaridag bij de Stadsgalerij arriveer zit de winterse stemming er nog beter in dan de bedoeling was. Even daarvoor is de verwarming in het pand uitgevallen en de januari-kou heeft de ruimte al grotendeels overgenomen. Alsof er een dresscode was loopt iedereen rond in dikke jassen en wanten en sjaals. Er wordt als welkom warme thee en koffie uitgeschonken met cake. Het eerste dat ik zie wanneer ik binnenkom is een grofweg kubusvormige stellage gemaakt van smalle metalen ribben in het midden van de zaal. De metalen balken worden gebruikt om doeken op te hangen als verplaatsbare wanddelen. De doeken zijn van verschillende materialen: van een dik en warm dekbed, tot een dun voile; op (en door) de doeken worden foto’s en videobeelden geprojecteerd. In de video’s zien en horen we de geïnterviewde bewoners die hun winterverhalen delen.
Dan word ik samen met alle andere bezoekers naar de stoelen geleidt omdat de voorstelling gaat beginnen.
Uitvoering van Losing Winter in de Stadsgalerij. Foto: Stijn Terpstra
Herinneringen
Centraal in de opvoering staan een reeks verhalen en anekdotes. De performers delen deze met ons alsof ze hun eigen herinneringen met ons delen; deels is dat ook zo: Mia deelt hoe ze voor het eerst sneeuw zag toen ze ging skiën in Zuid-Afrika, waar ze deels is opgegroeid; Hester over de windstoten aan de kust van de Waddenzee en Tine laat ons een foto zien die haar vader heeft gemaakt toen ze voor het eerst in de sneeuw speelde. Maar andere verhalen komen uit de interviews met de ouderen. Wat meteen opvalt is de leeftijd van de performers – of eerder, het leeftijdsverschil met de geïnterviewden wiens verhalen ze staan te vertolken. Ik vermoed dat we hier te maken hebben een kloof van pak-en-beet tweeëneenhalve generatie.
Dit verschil is al voelbaar vanaf het eerste verhaal. Het gaat over de manier waarop het eten en het land door de winter veranderen: ‘groenten als boerenkool en prei moeten eigenlijk in de diepvries, maar die hadden wij thuis niet, dus wij lieten ze gewoon op het land staan en pakten wat we nodig hadden.’ Losing Winter wil voelbaar maken hoe winters in de aflopen decennia veranderd zijn en met deze opening raakt het direct de roos. Wat onmiddellijk duidelijk wordt is dat winter, als seizoen, meer is dan het weer. Ja, winters waren vroeger kouder en er lag misschien meer sneeuw, maar dat zijn geen geïsoleerde feiten: de winter had vroeger zijn eigen, wezenlijk andere manier van leven. En nu? Maken winters nog écht een verschil? De ijskasten die we tegenwoordig allemaal hebben houden het hele jaar door dezelfde temperatuur aan en in de supermarkten zijn volop blauwe bessen te koop, of het nou augustus of februari is. We leven meer naar de klok, die elke dag in dezelfde vierentwintig uur opdeelt, dan naar de kalender, waarvoor geen dag van het jaar hetzelfde is. Hoe druk we zijn hangt af van het uur van de dag, en misschien de dag van de week, maar amper van het jaargetijde.
Januari en februari zijn de laatste twee maanden die aan de kalender zijn toegevoegd. Daarvoor eindige de Romeinse kalender in december om pas weer te beginnen in maart – daartussen? Niks. Een non-tijd waarin er zo weinig te doen was dat die het benoemen niet waard was. Ik heb ook verhalen gehoord, al weet ik nooit hoe betrouwbaar die zijn, over agrarische culturen die zich gedurende de winter terugtrokken in hun hutten en sliepen. Mensen die een winterslaap hielden, het schijnt bestaan te hebben.
Wanneer ik iemand van generatie Z hoor spreken over de groenten die van het land gehaald moeten worden, lukt het me niet helemaal om te ontsnappen aan het idee van cottagecore. Cottagecore is een soort trend waarbij veelal jonge mensen zich terugtrekken op het plattenland of in de natuur om daar een idyllisch en esthetisch agrarisch bestaan te leiden – of vooral om op social media de indruk te wekken dat ze dusdanig leven. Het achtervoegsel core duidt niet op een of andere waarachtige of authentieke manier van leven, maar op het oproepen van het beeld van een dergelijk leven. Hebben we tegenwoordig niet ook zoiets als wintercore? Met onze ingevlogen groenten en fruit, en onze goed geïsoleerde woningen, hebben we de materiele gevolgen van het seizoen min of meer onder controle; dus wat blijft er nog van de winter over behalve een verzameling symbolen? Pepernoten in de supermarkt, decoratieve verlichting in stadscentra, skipakken, sjaals die elk jaar groter van formaat en bonter van kleur worden. Winter als een plaatje, een stijl.
Wintercore is niets nieuws. Het beeld van een witte kerst hebben we te danken aan de boeken van Charles Dickens en die al ruim honderdvijftig jaar dood is, maar sneeuw op eerste kerstdag in Engeland is een zeldzaamheid. Het droombeeld van de witte kerst zou gebaseerd zijn op exact één witte kerst die Dickens heeft meegemaakt in zijn jeugd, de enige keer in zijn leven dat dit voorviel. Weerom winter meer als beeld dan als werkelijkheid.
Uitvoering van Losing Winter in de Stadsgalerij. Foto: Stijn Terpstra
Spelen
Terwijl er op het toneel verschillende verhalen worden gedeeld, wordt er in de coulissen volop ge-wintercored. Met de hand worden papieren sneeuwvlokjes geknipt, en de verschillende anekdotes worden met geluidseffecten verrijkt – geen digitale effecten uit een computer, maar zelf geknutselde attributen die het geluid kunnen imiteren van voetstappen in sneeuw. Een verhaal over sneeuw die van boomtakken valt wordt geïllustreerd met een dwarrelende lap witte stof.
Maar het verlies van winter is natuurlijk niet zo zwart-wit. Het is niet zo dat we vroeger echte winter hadden en die nu alleen nog maar kunnen af- en uitbeelden. De performers vertellen alle mooie verhalen, die niet hun eigen verhalen zijn, en beelden deze ook uit. Dat alles is ook spel. Ze spelen winter, maar tegelijkertijd wordt duidelijk dat er in de winter ook enorm veel te spelen valt. Er zijn weinig uitzichten zo uitnodigend als een vers besneeuwd landschap; zelfs lopen wordt spel terwijl je kijkt hoe je voetstappen het gave oppervlak markeren: je kan figuren wandelen, of achterstevoren lopen om achtervolgers op het verkeerde been te brengen, of gewoon luisteren naar het knisperende geluid van de sneeuw onder je gewicht. We horen een anekdote over een man die op Schiphol werkt: wie bereid was op sneeuwdagen te werken kreeg extra betaald. Dan wordt verteld hoe de landingsbanen sneeuwvrij gemaakt worden: een groep sneeuwschuivers in formatie, zodanig dat alle sneeuw met één keer over baan gaan in de berm terechtkomt. Zonder meer serieus werk, maar, lijkt mij, moeilijk uitvoerbaar zonder glimlach.
Wat de voorstelling bovenal inzichtelijk weet te maken is hoe winter niet één ding is. Niet alleen is het seizoen een warboel van verschillende verhalen en ervaringen die in de loop van de decennia en eeuwen en afhankelijk van land en stad telkens net anders en net nieuw zijn, maar het is, wellicht nog wel meer dan welk ander seizoen ook, een paradoxaal deel van het jaar. Enerzijds is winter bij uitstek het seizoen van ontbering: het is koud en donker en het land is kaal – naast de persoonlijke anekdotes wordt tijdens de voorstelling ook een actueel weerbericht voorgedragen en daarin horen we niks dan grijze regen en gure wind. Anderzijds is het het seizoen van verwondering en spel. De twee komen mooi samen in het audiofragment van een vrouw die zich met groot plezier herinnert dat: “There were flowers on the window!”. Wakker worden in een kamer die zo koud is dat het ijs op de ruiten staat is geen pretje, maar het is dankzij verwondering en spel dat we aan de winter zoveel warme herinneringen overhouden.
De grote vraag waar de voorstelling mij na afloop naar huis stuurt is: als we de winter aan het ‘verliezen’ zijn, zoals de titel aangeeft, over welke winter hebben we het dan precies? Ja, het mag voor zich spreken dat we het winterse weer van vroeger aan het kwijtraken zijn, maar we hebben nog steeds af en toe sneeuw en vorst – winterse essentials, zeg maar – en zoals we zagen is het idee van een met sneeuw bedekte landschap meer een literaire fantasie dan een concrete werkelijkheid. Nee, wanneer ik de verhalen van nu en van vroeger naast elkaar leg, springt een ander verschil in het oog.
Uitvoering van Losing Winter in de Stadsgalerij. Foto: Stijn Terpstra
Een huis in de tijd
Antoine de Saint-Exupéry, de beroemde schrijver van Le Petit Prince, schreef ooit dat rituelen ons beschermen tegen de elementen van de tijd, zoals een huis ons beschermt tegen de elementen van het weer. En wat is een ritueel anders dan een soort spel? Wie een ritueel uitvoert speelt een bepaalde, van tevoren vastgestelde rol. Door bepaalde handelingen en activiteiten aan bepaalde momenten te binden, krijgt tijd structuur en vorm. Wie zich wel eens verveelt weet dat lege tijd de neiging heeft een soort eindeloze tijd te worden. Ander voorbeeld: een experimentele film waarvan de structuur ons niet helemaal duidelijk is lijkt vaak langer te duren dan deze is, terwijl we tijdens een film die voldoet aan de ritualistische voorschriften van drie-aktenstructuur altijd precies weten hoelang deze gaande is en hoelang we nog ongeveer te gaan hebben.
In een wereld zonder dubbel glas, centrale verwarming en gekoeld transport dringt de winter zich als ritueel aan de mensen op: stamppot is dan een winters gerecht niet vanwege een of ander idee dat we hebben over eten, maar omdat het gemaakt is van de enige ingrediënten die beschikbaar zijn. Persoonlijk komt het mij voor dat ik tegenwoordig meer last heb van de winter dan vroeger: de kou, het weinige zonlicht, de eindeloos gure, grijze hemel; door al die dingen voel ik me doorlopend moe en futloos. Hierin lijk ik verre van de enige te zijn: mensen lijden aan winterdips en seasonal affective disorder, en de magnesium- en vitamine-D-tabletten vliegen over de toonbank. Als kind, daarentegen, kwamen we verkleumd maar warm voldaan thuis van sneeuwbalgevechten en was het vroege vallen van de avond bovenal een goede reden om voor de tv te kruipen en voor de tigste keer Home Alone of The Dark Crystal te kijken. Kou en donkerte waren er even goed, maar ze deerden minder. Kan dit alles niet teruggevoerd worden op ons koppig verlangen om te doen alsof de winter niet wezenlijk verschilt van de andere seizoenen? Het idee is dat winter hetzelfde is als elk ander deel van het jaar, behalve dan dat ze wat kouder en donkerder is; maar we doen hetzelfde werk, vinden in de supermarkt dezelfde producten en we stoken onze goed geïsoleerde huizen op een constante temperatuur. Hoe beter onze fysieke huizen ons beschermen tegen de elementen van het weer, des te minder beschermen onze rituelen ons tegen de elementen van de tijd. Hoe meer we de winter verliezen en doen alsof ze niet bestaat, des te meer voelen we ons in die koude, donkere maanden verloren.
De voorstelling sluit af met een moment waarop de performers niet langer in beurten spreken, maar allemaal tegelijkertijd en door elkaar heen. De titel roept de vraag in ons op welke, of wat voor winter we aan het verliezen zijn. Maar aan het eind wordt duidelijk dat dat niet de juiste vraag is: wat we verliezen is niet wat winter is, maar dat winter is. Winter is niet dit verhaal of dat verhaal, maar iets wat verhaalt mag worden.
Door Roel Neuraij